Uitspraak in het Plat: /ʃɔu̯mɔːkɐ/ 🔊︎
zelfstandig naamwoord
Afbreking: Schoh·ma·ker
Pluralis: Schoh­ma­kers m de Schoh­ma­ker
[1]
geavanceerde woordenschat
Nedersaksisch:
een, de von Beroop Schoh herstellt
Nederlands:
Engels:
Duits:
Voorbeelden:

Etymologie:

Samengesteld woord gevormd door: Schoh + Maker