Uitspraak in het Plat: /afɾʊpm̩/
werkwoord
Afbreking: af·rup·pen
[1]
geavanceerde woordenschat
actief
Nedersaksisch:
dör Ruppen afmaken
Nederlands:
afplukken
Engels:
pluck
Duits:
abrupfen
abreißen
Voorbeelden:
De Kinner hebbt de ganzen Blomen afruppt.

Werkwoordvormen:

infinitief:
af­rup­pen
voltooid deelwoord:
af­rupp­t
ik
du
he/se/dat
wi
ji
se
tegenwoordig:
ik rupp af
du rupp­st af
he/se/dat rupp­t af
wi rupp­t af
ji rupp­t af
se rupp­t af
verleden:
ik rupp af
du rupp­st af
he/se/dat rupp af
wi rup­pen af
ji rup­pen af
se rup­pen af
voltooid:
ik heff af­rupp­t
du hest af­rupp­t
he/se/dat hett af­rupp­t
wi hebbt af­rupp­t
ji hebbt af­rupp­t
se hebbt af­rupp­t
conjunctief:
ik rupp af
du rupp­st af
he/se/dat rupp af
wi rup­pen af
ji rup­pen af
se rup­pen af
imperatief:
rupp af!
rupp­t af!

Etymologie:

Samengesteld woord gevormd door: af + ruppen
Rijmwoorden
Plattmakers Plattmakers is een Nedersaksisch woordenboek dat ook vertalingen in verschillende talen biedt. Krijg meer informatie.