Uitspraak in het Plat: /afspliːtn̩/
werkwoord
Afbreking: af·splie·ten
[1]
kaart kaart tonen
perifere woordenschat
actief
Nedersaksisch:
dör Splieten scheden
Engels:
split apart
Duits:
abspleißen
abspalten

Werkwoordvormen:

infinitief:
af­splie­ten
voltooid deelwoord:
af­sple­ten
ik
du
he/se/dat
wi
ji
se
tegenwoordig:
ik spliet af
du splitt­st af
he/se/dat splitt af
wi spliet af
ji spliet af
se spliet af
verleden:
ik spleet af
du spleetst af
he/se/dat spleet af
wi sple­ten af
ji sple­ten af
se sple­ten af
voltooid:
ik heff af­sple­ten
du hest af­sple­ten
he/se/dat hett af­sple­ten
wi hebbt af­sple­ten
ji hebbt af­sple­ten
se hebbt af­sple­ten
conjunctief:
ik spleet af
du spleetst af
he/se/dat spleet af
wi sple­ten af
ji sple­ten af
se sple­ten af
imperatief:
spliet af!
spliet af!

Etymologie:

Samengesteld woord gevormd door: af + splieten
Rijmwoorden
Plattmakers Plattmakers is een Nedersaksisch woordenboek dat ook vertalingen in verschillende talen biedt. Krijg meer informatie.