Uitspraak in het Plat: /tɪtbʊdəl/
zelfstandig naamwoord
Afbreking: Titt·bud·del
Pluralis: Titt­bud­deln f de Titt­bud­del
Pluralis: Titt­bud­dels m de Titt­bud­del
[1]
geavanceerde woordenschat
Nedersaksisch:
Nederlands:
Engels:
Duits:
Voorbeelden:
Wi hebbt dat Kalf mit de Tittbuddel opbörnt.

Etymologie:

Samengesteld woord gevormd door: Titt + Buddel