Uitspraak in het Plat: /vɪntɐapəl/
zelfstandig naamwoord
Afbreking: Win·ter·ap·pel
Pluralis: Win­ter­äp­pel m de Win­ter­ap­pel West-groep, Märkisch
Pluralis: Win­ter­ap­pels m de Win­ter­ap­pel Oostfaals
Pluralis: Win­ter­ap­peln m de Win­ter­ap­pel
[1]
perifere woordenschat
Nederlands:
Duits:

Etymologie:

Samengesteld woord gevormd door: Winter + Appel