Uitspraak in het Plat: /vaʃkɛːtəl/
zelfstandig naamwoord
Afbreking: Wasch·ke·tel
Pluralis: Wa­sch­ke­tels m de Wa­sch­ke­tel
[1]
perifere woordenschat
Nedersaksisch:
Nederlands:
Engels:
Duits:

Etymologie:

Samengesteld woord gevormd door: waschen + Ketel