Uitspraak in het Plat: /ɡɾɪlflɛɪ̯ʃ/
zelfstandig naamwoord
Afbreking: Grill·fleesch
Pluralis: Grill­flee­sch n dat Grill­flee­sch
[1]
perifere woordenschat
Nedersaksisch:
Nederlands:
Engels:
Duits:
Voorbeelden:
Bringst du noch Grillfleesch mit, wenn du inkopen föhrst?

Etymologie:

Samengesteld woord gevormd door: grillen + Fleesch