Uitspraak in het Plat: /pasaʒɛː͡ɐ/
zelfstandig naamwoord
Afbreking: Pas·sa·scheer
Pluralis: Pas­sa­scheers m de Pas­sa­scheer
[1]
geavanceerde woordenschat
Nedersaksisch:
Nederlands:
Engels:
Duits:
Voorbeelden:
De Fleger müss nootlannen, nadem en Passascheer en Nootfall harr.