Uitspraak in het Plat: /naxtvɛçtɐ/
zelfstandig naamwoord
Afbreking: Nacht·wäch·ter
Pluralis: Nacht­wäch­ters m de Nacht­wäch­ter
[1]
perifere woordenschat
Nedersaksisch:
Nederlands:
Engels:
Duits:
Voorbeelden:

Etymologie:

Samengesteld woord gevormd door: Nacht + Wächter