Uitspraak in het Plat: /afpaxtn̩/
werkwoord
Afbreking: af·pach·ten
[1]
perifere woordenschat
actief
Nedersaksisch:
von en anneren pachten
Duits:
abpachten
dazupachten
erpachten
pachten
Voorbeelden:
Wi hebbt uns Naver dree Hektar Land afpacht.

Werkwoordvormen:

infinitief:
af­pach­ten
voltooid deelwoord:
af­pacht
ik
du
he/se/dat
wi
ji
se
tegenwoordig:
ik pacht af
du pachtst af
he/se/dat pacht af
wi pacht af
ji pacht af
se pacht af
verleden:
ik pacht af
du pachtst af
he/se/dat pacht af
wi pach­ten af
ji pach­ten af
se pach­ten af
voltooid:
ik heff af­pacht
du hest af­pacht
he/se/dat hett af­pacht
wi hebbt af­pacht
ji hebbt af­pacht
se hebbt af­pacht
conjunctief:
ik pacht af
du pachtst af
he/se/dat pacht af
wi pach­ten af
ji pach­ten af
se pach­ten af
imperatief:
pacht af!
pacht af!

Etymologie:

Samengesteld woord gevormd door: af + pachten
Rijmwoorden
Plattmakers Plattmakers is een Nedersaksisch woordenboek dat ook vertalingen in verschillende talen biedt. Krijg meer informatie.