Uitspraak in het Plat: /spɾɛɪ̯dn̩/ 🔊︎
werkwoord
Afbreking: spre·den
[1]
geavanceerde woordenschat
Nedersaksisch:
Nederlands:
Engels:
Duits:
[2]
geavanceerde woordenschat
Nedersaksisch:
Nederlands:
Engels:
Duits:

Werkwoordvormen:

infinitief:
spre­den
voltooid deelwoord:
spreedt
ik
du
he/se/dat
wi
ji
se
tegenwoordig:
ik spreed
du spreedst
he/se/dat spreedt
wi spreedt
ji spreedt
se spreedt
verleden:
ik spreed
du spreedst
he/se/dat spreed
wi spre­den
ji spre­den
se spre­den
voltooid:
ik heff spreedt
du hest spreedt
he/se/dat hett spreedt
wi hebbt spreedt
ji hebbt spreedt
se hebbt spreedt
conjunctief:
ik spreed
du spreedst
he/se/dat spreed
wi spre­den
ji spre­den
se spre­den
imperatief:
spreed!
spreedt!