Uitspraak in het Plat: /ɡɾiːpfɔːɡəl/
zelfstandig naamwoord
Afbreking: Griep·va·gel
Pluralis: Griep­va­gels m de Griep­va­gel West-groep, Noord-Nedersaksisch
Pluralis: Griep­vö­gel m de Griep­va­gel
[1]
geavanceerde woordenschat
biologische species
Voorbeelden:
Wat is dat för en Griepvagel? En Aadler?

Etymologie:

Samengesteld woord gevormd door: griepen + Vagel