zelfstandig naamwoord
Afbreking: Mund·eck
Pluralis: Mund­e­cken f de Mund­eck
[1]
perifere woordenschat
Nedersaksisch:
Nederlands:
Engels:
Duits:
Voorbeelden:

Etymologie:

Samengesteld woord gevormd door: Mund + Eck