Gagel
in het Nedersaksisch
Identieke woorden ›››
Gägel
❔︎
Uitspraak in het Plat:
/ˈɡɔː·ɡəl/
zelfstandig naamwoord
Afbreking:
Ga·gel
Pluralis:
Gagels
m
de Gagel
[1]
kaart voordoen
geavanceerde woordenschat
actief
anatomie
×
kaart voor onderbetekenis [1] van „Gagel”
bekend
onbekend
bekend in de dialectgroep
onbekend in de dialectgroep
onbepaald
Over de kaarten
Groningen:
Helmer Molema:
Wörterbuch der Groningenschen Mundart im neunzehnten Jahrhundert.
Diedrich Soltau’s Verlag, Norden 1888, Siet 127
PDF, 21,8 MB
Pott:
Heinrich Köppen:
Verzeichniss der Idiotismen in plattdeutscher Mundart.
Dortmund 1877, Siet 22
PDF, 1,5 MB
Pott:
Heinrich Beisenherz:
Vokalismus der Mundart des nordöstlichen Landkreises Dortmund.
Noske, Borna-Leipzig 1907, Siet 21
PDF, 2,3 MB
Hamburg:
Michael Richey:
Idioticon Hamburgense.
Siet 69
PDF, 34,5 MB
Altmark:
Johann Friedrich Danneil:
Wörterbuch der altmärkisch-plattdeutschen Mundart.
Schmidt, Soltwedel 1859, Siet 61
PDF, 28,1 MB
Nedersaksisch:
Fleesch
an
de
Tähn
Nederlands:
tandvlees
Engels:
teethridge
gum
of
the
mouth
gums
of
the
mouth
Duits:
Zahnfleisch
[2]
kaart voordoen
geavanceerde woordenschat
actief
anatomie
×
kaart voor onderbetekenis [2] van „Gagel”
bekend
onbekend
bekend in de dialectgroep
onbekend in de dialectgroep
onbepaald
Over de kaarten
Cuxland:
Heinrich Teut:
Hadeler Wörterbuch: der plattdeutsche Wortschatz des Landes Hadeln (Niederelbe).
Wachholtz, 1959, Band 2, Siet 10
Nedersaksisch:
Deek
von
’n
Mund
Nederlands:
verhemelte
gehemelte
Duits:
Gaumen
Dozenist, CC-BY-SA-3.0
Tweelingswoorden:
Gägel
Gavel
Rijmwoorden
Plattmakers is een Nedersaksisch woordenboek dat ook vertalingen in verschillende talen biedt. Krijg meer informatie.
Nieuwe vertaling voorstellen
zoeken:
Taal veranderen naar:
Plattdüütsch
Deutsch
English
Taal blijvend veranderen