zelfstandig naamwoord
Afbreking: Söss·kant
Pluralis: Söss­kan­ten n dat Söss­kant
[1]
geavanceerde woordenschat
Nedersaksisch:
Nederlands:
Engels:
Duits:
Voorbeelden:
De Raat von de Immen besteiht ut Sösskanten.

Etymologie:

Samengesteld woord gevormd door: söss + Kant