Uitspraak in het Plat: /bandɔːˑʒ/
zelfstandig naamwoord
Afbreking: Ban·daasch
Pluralis: Ban­daa­schen f de Ban­daasch
[1]
geavanceerde woordenschat
Nedersaksisch:
Nederlands:
Engels:
Duits:
Voorbeelden:
De Dokter hett mi en Bandaasch üm de Hand maakt.

Etymologie:

Samengesteld woord gevormd door: Band + -aasch