Uitspraak in het Plat: /ʃuːtn̩ʃɪpɐ/
zelfstandig naamwoord
Afbreking: Schu·ten·schip·per
Pluralis: Schu­ten­schip­pers m de Schu­ten­schip­per
[1]
perifere woordenschat
Nedersaksisch:
Nederlands:
Engels:

Etymologie:

Samengesteld woord gevormd door: Schuut + Schipper