Uitspraak in het Plat: /lɛɪ̯fhɛbɐ/
zelfstandig naamwoord
Afbreking: Leef·heb·ber
Pluralis: Leef­heb­bers m de Leef­heb­ber
[1]
geavanceerde woordenschat
Nedersaksisch:
Nederlands:
Engels:
Duits:
Voorbeelden:

Etymologie:

Samengesteld woord gevormd door: leefhebben + -er