Uitspraak in het Plat: /fløːɡəl/
zelfstandig naamwoord
Afbreking: Flö·gel
Pluralis: Flö­gels m de Flö­gel
[1]
geavanceerde woordenschat
Nedersaksisch:
Nederlands:
Engels:
Duits:
Voorbeelden:
De Aant hett sik den Flögel braken.
[2]
geavanceerde woordenschat
Nedersaksisch:
Nederlands:
Engels:
Voorbeelden:
[3]
perifere woordenschat
Nedersaksisch:
Wederfahn, Toppflagg op’t Schipp
Duits: