Uitspraak in het Plat: /ʊnnœɪ̯dɪç/
bijvoegelijk naamwoord
Afbreking: un·nö·dig
unnödiger unnödigst
[1]
geavanceerde woordenschat
Nedersaksisch:
Nederlands:
Engels:
Duits:
Voorbeelden:
Ik will nich unnödig veel Wöör maken.

Etymologie:

Samengesteld woord gevormd door: un- + nödig