zelfstandig naamwoord
Afbreking: Wi·cker
Pluralis: Wi­ckers m de Wi­cker
[1]
geavanceerde woordenschat
Nedersaksisch:
Nederlands:
Engels:
Duits:
[2]
geavanceerde woordenschat
Nedersaksisch:
Nederlands:
Engels:
Duits:

Etymologie:

Samengesteld woord gevormd door: wicken + -er