Uitspraak in het Plat: /ɾɔːthuːz/
zelfstandig naamwoord
Afbreking: Raat·huus
Pluralis: Raat­hüüs n dat Raat­huus Noord-Nedersaksisch, Pommersch
Pluralis: Raat­hü­ser n dat Raat­huus Westfaals, Noord-Nedersaksisch, Oostfaals, Märkisch, Pommersch
Pluralis: Raat­hu­sen n dat Raat­huus
[1]
geavanceerde woordenschat
Nederlands:
Engels:
Duits:
Voorbeelden:
Dat Raathuus liggt blangen de Kark.

Etymologie:

Samengesteld woord gevormd door: Raat + Huus