bijvoegelijk naamwoord
Afbreking: slak·sig
slaksiger slaksigst
[1]
geavanceerde woordenschat
Nedersaksisch:
Nederlands:
Engels:
Duits:
Voorbeelden:
He is son slaksigen Keerl, de nix op de Ribben hett.

Etymologie:

Samengesteld woord gevormd door: Slaks + -ig