Uitspraak in het Plat: /sluːɾɪç/
bijvoegelijk naamwoord
Afbreking: slu·rig
sluriger slurigst
[1]
geavanceerde woordenschat
Nedersaksisch:
Duits:
[2]
geavanceerde woordenschat
Nedersaksisch:
Nederlands:

Etymologie:

Samengesteld woord gevormd door: sluren + -ig