Uitspraak in het Plat: /spɔːkɪç/
bijvoegelijk naamwoord
Afbreking: spa·kig
spakiger spakigst
[1]
geavanceerde woordenschat
Nedersaksisch:
Nederlands:
Engels:
Voorbeelden:
Dat Holt is ganz spakig worrn.

Etymologie:

Samengesteld woord gevormd door: spaken + -ig