werkwoord
Afbreking: da·ken
[1]
geavanceerde woordenschat
Nedersaksisch:
Nederlands:
Voorbeelden:
Dat daakt.

Werkwoordvormen:

infinitief:
da­ken
voltooid deelwoord:
daakt
dat
tegenwoordig:
dat daakt
verleden:
dat daak
voltooid:
dat hett daakt
conjunctief:
dat daak

Etymologie:

Woord afgeleid van: Daak