zelfstandig naamwoord
Afbreking: Dum·mer·jan
Pluralis: Dum­mer­jans m de Dum­mer­jan
[1]
geavanceerde woordenschat
figuratief
Nedersaksisch:
Nederlands:
Engels:
Duits:
Voorbeelden:
Stell di doch nich an as son Dummerjan!

Etymologie:

Samengesteld woord gevormd door: dumm + Jan