Uitspraak in het Plat: /ɡlazhuːz/
zelfstandig naamwoord
Afbreking: Glas·huus
Pluralis: Glas­hüüs n dat Glas­huus Noord-Nedersaksisch, Pommersch
Pluralis: Glas­hü­ser n dat Glas­huus Westfaals, Noord-Nedersaksisch, Oostfaals, Märkisch, Pommersch
Pluralis: Glas­hu­sen n dat Glas­huus
[1]
geavanceerde woordenschat
Nedersaksisch:
Nederlands:
Duits:

Etymologie:

Samengesteld woord gevormd door: Glas + Huus