Uitspraak in het Plat: /nɔu̯tdiːk/
zelfstandig naamwoord
Afbreking: Noot·diek
Pluralis: Noot­die­ken m de Noot­diek
[1]
geavanceerde woordenschat

Etymologie:

Samengesteld woord gevormd door: Noot + Diek