Uitspraak in het Plat: /vaʃmaʃiːˑn/
zelfstandig naamwoord
Afbreking: Wasch·ma·schien
Pluralis: Wa­sch­ma­schie­nen f de Wa­sch­ma­schien
[1]
geavanceerde woordenschat
Nedersaksisch:
Nederlands:
Engels:
Duits:
Voorbeelden:
Steek dat man lieks in de Waschmaschien!

Etymologie:

Samengesteld woord gevormd door: waschen + Maschien