zelfstandig naamwoord
Afbreking: Knack·wust
Pluralis: Knack­wüst f de Knack­wust
[1]
geavanceerde woordenschat
Nederlands:
Engels:
Duits:
Voorbeelden:
An en önnige Knackwust höört Semp mit ran.

Etymologie:

Samengesteld woord gevormd door: knacken + Wust