Uitspraak in het Plat: /spɔːsɪç/
bijvoegelijk naamwoord
Afbreking: spa·ßig
spaßiger spaßigst
[1]
geavanceerde woordenschat
Nedersaksisch:
Nederlands:
Engels:
Duits:
Voorbeelden:
Du büst mi son spaßigen Keerl!

Etymologie:

Samengesteld woord gevormd door: Spaaß + -ig