Uitspraak in het Plat: /afbʊxtn̩/
werkwoord
Afbreking: af·buch·ten
[1]
perifere woordenschat
actief
Nedersaksisch:
afdelen
to’n Bispeel dör Hecken en Deel von en Ruum oder en Wisch
Duits:
abteilen
abtrennen
Voorbeelden:
För dat Peerd harrn wi en Platz extra afbucht.

Werkwoordvormen:

infinitief:
af­buch­ten
voltooid deelwoord:
af­bucht
ik
du
he/se/dat
wi
ji
se
tegenwoordig:
ik bucht af
du buchtst af
he/se/dat bucht af
wi bucht af
ji bucht af
se bucht af
verleden:
ik bucht af
du buchtst af
he/se/dat bucht af
wi buch­ten af
ji buch­ten af
se buch­ten af
voltooid:
ik heff af­bucht
du hest af­bucht
he/se/dat hett af­bucht
wi hebbt af­bucht
ji hebbt af­bucht
se hebbt af­bucht
conjunctief:
ik bucht af
du buchtst af
he/se/dat bucht af
wi buch­ten af
ji buch­ten af
se buch­ten af
imperatief:
bucht af!
bucht af!

Etymologie:

Samengesteld woord gevormd door: af + buchten
Rijmwoorden
Plattmakers Plattmakers is een Nedersaksisch woordenboek dat ook vertalingen in verschillende talen biedt. Krijg meer informatie.