Uitspraak in het Plat: /a͡ɐfstʏk/
zelfstandig naamwoord
Afbreking: Arv·stück
Pluralis: Arv­stü­cken n dat Arv­stück Noord-Nedersaksisch
Pluralis: Arv­stü­cker n dat Arv­stück
Pluralis: Arv­stück n dat Arv­stück
[1]
geavanceerde woordenschat
Nedersaksisch:
Nederlands:
Engels:
Duits:
Voorbeelden:

Etymologie:

Samengesteld woord gevormd door: Arv + Stück