zelfstandig naamwoord
Afbreking: Nacht·disch
Pluralis: Nacht­di­schen m de Nacht­di­sch
[1]
geavanceerde woordenschat
Nedersaksisch:
Nederlands:
Engels:
Duits:
Voorbeelden:
Op’n Nachtdisch heff ik mien Wecker stahn.

Etymologie:

Samengesteld woord gevormd door: Nacht + Disch