zelfstandig naamwoord
Afbreking: Set·ter
Pluralis: Set­ters m de Set­ter
[1]
geavanceerde woordenschat
Nedersaksisch:
[2]
perifere woordenschat
Nedersaksisch:
Nederlands:
Engels:
Duits:

Etymologie:

Samengesteld woord gevormd door: setten + -er