Uitspraak in het Plat: /apəlkɔu̯kn̩/ 🔊︎
zelfstandig naamwoord
Afbreking: Ap·pel·ko·ken
Pluralis: Ap­pel­ko­ken m de Ap­pel­ko­ken
Pluralis: Ap­pel­ko­kens m de Ap­pel­ko­ken
[1]
geavanceerde woordenschat
Nedersaksisch:
Nederlands:
Engels:
Duits:
Voorbeelden:
För Kaffetiet heff ik en Appelkoken backt.

Etymologie:

Samengesteld woord gevormd door: Appel + Koken