zelfstandig naamwoord
Afbreking: Bett·schapp
Pluralis: Bett­schäpp n dat Bett­schapp Noord-Nedersaksisch
Pluralis: Bett­schäpp m de Bett­schapp
Pluralis: Bett­schap­pen m de Bett­schapp

Etymologie:

Samengesteld woord gevormd door: Bett + Schapp