zelfstandig naamwoord
Afbreking: Hals·band
Pluralis: Hals­bän­ner n dat Hals­band Westfaals
Pluralis: Hals­ban­nen n dat Hals­band
[1]
geavanceerde woordenschat
Nedersaksisch:
Nederlands:
Engels:
Duits:
Voorbeelden:
De Hund hett keen Halsband üm.

Etymologie:

Samengesteld woord gevormd door: Hals + Band