Uitspraak in het Plat: /ka͡ɐdɛːl/
zelfstandig naamwoord
Afbreking: Kar·deel
Pluralis: Kar­de­len f de Kar­deel
[1]
perifere woordenschat
Nedersaksisch:
Nederlands:
Engels:
Duits:
Voorbeelden:
Ut dree Duchten warrt een Kardeel fluchten un ut dree Kardelen dat Tau.