zelfstandig naamwoord
Afbreking: Post·amt
Pluralis: Post­äm­ter n dat Post­amt
[1]
geavanceerde woordenschat
Nedersaksisch:
Nederlands:
Engels:
Duits:
Voorbeelden:
Dat Postamt hett al dicht.

Etymologie:

Samengesteld woord gevormd door: Post + Amt