Uitspraak in het Plat: /spøːy̯kɐ/
zelfstandig naamwoord
Afbreking: Spö·ker
Pluralis: Spö­kers m de Spö­ker
[1]
geavanceerde woordenschat
Nedersaksisch:
Duits:
Voorbeelden:
[2]
perifere woordenschat
Nedersaksisch:
Duits:

Etymologie:

Samengesteld woord gevormd door: spöken + -er