zelfstandig naamwoord
Afbreking: Be·drag
Pluralis: Be­drääg m de Be­drag Noord-Nedersaksisch
Pluralis: Be­dra­gen m de Be­drag
[1]
geavanceerde woordenschat
Nedersaksisch:
Nederlands:
Engels:
Duits:
Voorbeelden:
Kannst du mi den Bedrag op mien Konto överwiesen?

Etymologie:

Samengesteld woord gevormd door: be- + -drag