Uitspraak in het Plat: /visɪtatʃoːn/
zelfstandig naamwoord
Afbreking: Vi·si·ta·tschoon
Pluralis: Vi­si­ta­tscho­nen f de Vi­si­ta­tschoon
[1]
perifere woordenschat
Nedersaksisch:
Nederlands:
Engels:
Duits:
Voorbeelden:
De Supperndent keem op Visitatschoon in de Kark.

Etymologie:

Woord afgeleid van: -choon