zelfstandig naamwoord
Afbreking: Op·sicht
Pluralis: Op­sich­ten f de Op­sicht
[1]
geavanceerde woordenschat
Nederlands:
Engels:
Duits:
Voorbeelden:
’Keen hett hier de Opsicht?

Etymologie:

Samengesteld woord gevormd door: op + Sicht