Uitspraak in het Plat: /ʃaʊ̯spɛːlɐ/
zelfstandig naamwoord
Afbreking: Schau·spe·ler
Pluralis: Schau­spe­lers m de Schau­spe­ler
[1]
geavanceerde woordenschat
Nedersaksisch:
Nederlands:
Engels:
Duits:
Voorbeelden:
De Schauspeler hett sien Text vergeten.

Etymologie:

Samengesteld woord gevormd door: Schau + Speler