zelfstandig naamwoord
Afbreking: Spe·ler
Pluralis: Spe­lers m de Spe­ler
[1]
geavanceerde woordenschat
Nedersaksisch:
Nederlands:
Engels:
Duits:
Voorbeelden:

Etymologie:

Samengesteld woord gevormd door: spelen + -er