Uitspraak in het Plat: /blɔːzkɔːpɛl/
zelfstandig naamwoord
Afbreking: Blaas·ka·pell
Pluralis: Blaas­ka­pel­len f de Blaas­ka­pell
[1]
perifere woordenschat
Voorbeelden:
Bi dat Schüttenfest hett en Blaaskapell speelt.

Etymologie:

Samengesteld woord gevormd door: blasen + Kapell