Uitspraak in het Plat: /ɡɛʃɪ͡ɐdɔu̯k/
zelfstandig naamwoord
Afbreking: Ge·schirr·dook
Pluralis: Ge­schirr­dö­ker n dat Ge­schirr­dook
Pluralis: Ge­schirr­dö­ker m de Ge­schirr­dook Märkisch
Pluralis: Ge­schirr­döök m de Ge­schirr­dook Westfaals
[1]
geavanceerde woordenschat

Etymologie:

Samengesteld woord gevormd door: Geschirr + Dook