Uitspraak in het Plat: /ɡɛvɛɪ̯ɾʃap/
zelfstandig naamwoord
Afbreking: Ge·wehr·schapp
Pluralis: Ge­wehr­schäpp n dat Ge­wehr­schapp Noord-Nedersaksisch
Pluralis: Ge­wehr­schäpp m de Ge­wehr­schapp
Pluralis: Ge­wehr­schap­pen m de Ge­wehr­schapp
[1]
perifere woordenschat
Nedersaksisch:
Nederlands:
Engels:
Duits:
Voorbeelden:
Dat Gewehrschapp mutt jümmer afslaten ween.

Etymologie:

Samengesteld woord gevormd door: Gewehr + Schapp